De grondslag voor de televisie zoals we hem nu kennen werd gemaakt rond 1800. Deze machine maakte het mogelijk om plaatjes in te scannen en deze te projecteren op een scherm. Dit is natuurlijk heel primitief in vergelijking met wat er nu allemaal mogelijk is, maar het was de eerste stap naar het projecteren van bewegend beeld.
De eerste elektronische televisie werd uitgevonden in het jaar 1927 door de 21 jaar oude Philo Taylor Farnsworth, die vanaf zijn middelbare schooltijd al na begon te denken over een systeem dat bewegende beelden kon oppakken , deze vervolgens om kon zetten in codes en deze vervolgens met behulp van radiogolven op verschillende schermen af te spelen. Het eerste beeld wat de televisie van Farnsworth afspeelde was een simpele, bewegende lijn. Later maakte hij het ook mogelijk een bewegend dollarteken af te spelen, als reactie op de vraag van zijn investeerders over wanneer ze ook daadwerkelijk geld konden gaan zien in deze machine.
Het eerste televisiestation kwam op 2 juli 1928 van de grond. Het station heette W3XK en werd gestart door de Amerikaanse uitvinder Charles Francis Jenkins. Het station kon uitzendingen verzorgen voor publiek rondom Washington D.C. en richtte zich op het uitzenden van ‘radio films’. Dit werd vijf dagen per week gedaan tot 1932.
Het eerste televisieprogramma ter wereld komt eveneens uit Amerika. Ditmaal verzorgd door het televisiestation genaamd WRGB. Het programma heette ‘The Queen’s Messenger’. Het is echter niet helemaal zeker of dit wel echt het eerste televisieprogramma was, aangezien deze maar werd uitgezonden naar vier televisiesets.
Verrassend genoeg komt de eerste televisiereclame uit 1941, ruim 13 jaar na de oprichting van de eerste televisiestudio. De reclame was voor een horloge en duurde slechts tien seconden.
Van zwart-wit naar kleur
Vanaf de jaren 50 werd het normaler om een televisie in de huiskamer te hebben staan. Deze televisie was echter heel anders dan de schermen die we vandaag de dag in onze huiskamers hebben staan. Ten eerste waren dit vaak grote kasten, zonder afstandsbediening, die slechts een paar zenders kon ontvangen in zwart-wit beeld.
In eerste instantie zorgde de kleurentelevisie voor een probleem. In Amerika werd er namelijk besloten dat de kleurentelevisie de nationale standaard zou worden, maar hiervoor moest er iets gedaan worden aan de televisiestations. Veel mensen kochten de kleurentelevisie, maar televisiestations waren voor lange tijd niet in staat om programma’s voor kleuren tv’s te produceren. Dit probleem is vergelijkbaar met het probleem rondom de 3D-televisies die een aantal jaar geleden op de markt verschenen. Het was een indrukwekkend stukje techniek voor z’n tijd, maar er werden gewoonweg niet genoeg programma’s voor geproduceerd.
Een groot deel van de wereldbevolking zei rond 2006 gedag tegen de grote televisiekasten die voorheen in zowaar ieder huishouden te vinden waren, want in dit jaar werden de HD flatscreen-televisies op de markt gebracht, voor het eerst tegen een betaalbare prijs. Dit zijn de televisies die we nu nog steeds kennen. Bijna ieder jaar worden er veranderingen en verbeteringen voor dit design op de markt gebracht.